Maar hij vergat

Maar hij vergat haar te kussen
en toen hij het kasteel verliet was het stil
achter hem,
de lucht was grijs,
de rozenhagen hoog en stijf,
er scharrelden wat mussen rond,
maar hij had haast, wist niet waarom,
en toen iemand hem staande hield en vroeg
of het al donker was
wist hij ook dat niet
en zei dat het waarschijnlijk nog licht was
en dat hij het zelden mis had en reed toen door.
Thuisgekomen werd hij bestormd: ‘En?
Heb je haar gekust?’
‘Ach,’ zei hij, ‘dát ben ik vergeten,’ sloeg zich
voor zijn hoofd.
Maar toen hij terugkwam, spoorslags,
was het kasteel verdwenen, of was er nooit geweest,
en hij kwam niemand tegen, de geur van rozen
was hij kwijt.

– Toon Tellegen –

Vaderdag

Vandaag is
vaderdag.
Een dag
als een andere,
waarop ik
van hem hou.
Ik zeg het weinig,
ik schrijf het weinig.
Dat komt omdat
het te groot is,
dit gevoel.
Te diep zit.
Mijn vader.
En mijn vaders vader.
Hij ook.

Ik drink op de mensen

Ik drink op de mensen
Die bergen verzetten
Die door blijven gaan met hun kop in de wind
Ik drink op de mensen
Die met vallen en opstaan
Blijven geloven
Met het geloof van een kind.

Ik drink op de mensen
Die dingen beginnen
Waar niemand van weet wat de afloop zal zijn
Ik drink op de mensen
Van wagen en winnen
Die niet willen weten van water in wijn.

Ik drink op de mensen
Die blijven vertrouwen
Die van te voren niet vragen
‘Voor hoeveel’ en ‘waarom’
Ik drink op de mensen
Die dóór blijven douwen
Van doe het maar wél
En kijk maar niet om.

Ik drink op de mensen
Die alles verloren
Die weg zijn gezakt
En zijn ondergegaan.
Ik drink op de mensen
Die terug bleven vechten
En daarna herboren
Weer op zijn gestaan.

Ik drink op het béste
Van vandaag en van morgen
Ik drink op het mooíste waar ik van hou
Ik drink op het maximum
Wat er nog in zit
In vandaag en in morgen
In mij en in jou!!

© Copyright – Paul van Vliet

Over monogamie

We zijn geneigd te denken dat we (in onze Westerse cultuur althans, over andere culturen durf ik mij in het geheel niet uitspreken) voor monogamie kiezen om morele redenen. Omdat het bij het romantisch ideaal hoort. Omdat het zo hoort, tout court, omdat we brave en nette mensen zijn.
Dat is de reden waarom elke generatie zich er telkens opnieuw krachtig tegen afzet. Ook nu weer schrijven vrijgevochten twintigers vurige pleidooien voor de vrije liefde. Dat er niets nieuws onder de zon is, daar schijnen ze zich in het geheel niet van bewust te zijn. Ik heb net Erica Jong gelezen, ‘Fear of flying’. Een must voor elke hedendaagse twintiger die denkt dat de vorige generatie een muffe bende reactionairen is, altijd geweest trouwens bovendien. Fear of flying is geschreven in de jaren zestig van de vorige eeuw. En de klacht die erin geproduceerd wordt, klinkt verrassend hedendaags.
Waarom moet elke generatie zich telkens opnieuw stoten aan dezelfde steen?
Ook ik wou niets horen van mijn ouders of om het even wie van boven de, pakweg, 30 als het over de liefde, de lust of verliefdheid ging, toen ik alles begon te ontdekken.
Ik ben er heel hard over aan het nadenken, en ik ben tot de conclusie gekomen dat we kiezen voor monogamie om heel andere redenen dan morele.
Het vervelende aan seks is namelijk dat het zo banaal is. Dat het, bij wijze van spreken, op elke straathoek te vinden is. Elke wanhopige puber zal me tegenspreken, ik weet het. Toch is het zo.
Seks is echt niet moeilijk te vinden.
Ik keek ergens vorig jaar naar de aflevering van ‘Alleen Elvis blijft bestaan’ met Tom Lanoye. Daarin had hij het over het boek ‘In ongenade’, van Coetzee. Voor hem was dat hét boek over de mannelijke seksualiteit. Ik was meteen geprikkeld. Altijd bereid om bij te leren, ah ja.
Dus ik toog naar mijn favoriete boekhandel, die het boek uiteraard op voorraad had, en ik heb het gelezen. Ik was gechoqueerd. Het is een magistraal boek.
Ik heb toen iets begrepen, iets wat het verschil is, inderdaad, tussen ‘mannelijke’ en ‘vrouwelijke’ seksualiteit. Leg me hier nu geen woorden in de mond, ik heb het niet over mannen en vrouwen en het verschil daartussen. Ik heb het over een eerder mannelijke omgang met seksualiteit (eerder dwangneurotisch, zo je wil), tegenover een eerder vrouwelijke omgang met seksualiteit (eerder hysterisch, zo je wil). God weet dat er hysterische mannen en dwangneurotische vrouwen en alle mogelijke tussenvormen en varianten bestaan. Dus breek me de bek niet open.
Waar het mij om gaat is dat ik, door dat boek te lezen, iets heb begrepen. Namelijk dat het voor een man (iemand met een ‘mannelijke’ seksualiteitsbeleving), mogelijk is om een vrouw te ervaren en te beschrijven als een lelijk figuur dat hem letterlijk doet walgen, maar dat hem dat er in het geheel niet van weerhoudt om toch met haar te vrijen op de volgende bladzijde. Ik stond paf. Voor iemand met een vrouwelijke (hysterische) seksualiteitsbeleving, is dat volstrekt choquerend. Wat!? Dus het is echt zo, dat het er niet toe doet of je aantrekkelijk bent of niet? Een gat is een gat, om het eens heel plat te zeggen? Een onverdraaglijk besef. Walgelijk, zelfs. Van zodra een vrouw dat beseft, is haar goesting over. Ben ik volstrekt inwisselbaar? Zelfs met een walgelijke vrouw?
Hoe hebben wij, hysterici, dat in wezen niet te verdragen probleem nu proberen op te lossen? Door seks te koppelen aan liefde. Liefde, met haar eis tot exclusiviteit. Als je verliefd op me bent, dan vind je me alvast niet walgelijk, nee, je kust de grond waarop ik loop.
Monogamie is die koppeling, die onmogelijke koppeling tussen seks en liefde, waardoor seks en de eis tot exclusiviteit samengebracht werden. Als je met me wil vrijen, moet je naar me verlangen, meer nog, moet je van me houden. Dat heeft met moreel hoogstaande gedachten geen uitstaans. Nee, dat is om de walging te bezweren. En de angst volstrekt inwisselbaar te zijn.

Augustus

Achter elke deur verwachtte ik jou.
Ik dacht dat dat iets kouds was in mij,
romantisch, ingebouwd. Maar toen ik je
terugzag was dat voorbij. September
is nu een deur, en of je er bent
of niet, ben je er.

– Judith Herzberg –

Phenomenal woman

Pretty women wonder where my secret lies.
I’m not cute or built to suit a fashion model’s size
But when I start to tell them,
They think I’m telling lies.
I say,
It’s in the reach of my arms,
The span of my hips,
The stride of my step,
The curl of my lips.
I’m a woman
Phenomenally.
Phenomenal woman,
That’s me.

I walk into a room
Just as cool as you please,
And to a man,
The fellows stand or
Fall down on their knees.
Then they swarm around me,
A hive of honey bees.
I say,
It’s the fire in my eyes,
And the flash of my teeth,
The swing in my waist,
And the joy in my feet.
I’m a woman
Phenomenally.

Phenomenal woman,
That’s me.

Men themselves have wondered
What they see in me.
They try so much
But they can’t touch
My inner mystery.
When I try to show them,
They say they still can’t see.
I say,
It’s in the arch of my back,
The sun of my smile,
The ride of my breasts,
The grace of my style.
I’m a woman
Phenomenally.
Phenomenal woman,
That’s me.

Now you understand
Just why my head’s not bowed.
I don’t shout or jump about
Or have to talk real loud.
When you see me passing,
It ought to make you proud.
I say,
It’s in the click of my heels,
The bend of my hair,
the palm of my hand,
The need for my care.
’Cause I’m a woman
Phenomenally.
Phenomenal woman,
That’s me.

– Maya Angelou –

Verliefd

Zo gaat het, zo ging het en zo zal het altijd gaan.
Afspreken in cafés op de sluitingsdag.
Aan de verkeerde zijde van bruggen staan.
Tussen duim en wijsvinger, als brandende as,
het fout begrepen telefoonnummer.
Parken te nat, hotels te vol, Parijs te ver.
Liefde als een veelvoud van vergissingen.

Onbeholpen woorden als zoëven op zak en
zoveel zin om, los van de wetten
van goede smaak en intellect, te schrijven
dat van de stad waar je elkaar voor het eerst zag,
een plattegrond bestaat, waarop een kus,
die het nauwelijks was, geregistreerd werd.

– Eddy van Vliet –

Waarom ik geen medelijden heb met mijn cliënten

“Waarom heb jij geen medelijden met je cliënten en denk je zelfs dat zij dat ook niet zouden willen?” vroeg een lieve vriendin mij onlangs. Wat ik haar geantwoord heb is het volgende, en omdat ik het zo belangrijk vind, deel ik het hier ook even, op dit blogje.

Omdat medelijden is iets dat je hebt met een slachtoffer. Ik zie mijn cliënten echter nooit (enkel) als slachtoffers, en bijgevolg zie ik mijzelf dus ook niet als hulpverlener. Dat is voor mij als therapeut iets cruciaal. Ik zie mijzelf én mijn cliënten als mensen. We klooien en prutsen allemaal maar wat aan. Ik ben géén expert. Ik ben wél getraind in empathisch luisteren, in het proces dat een therapie is. Ik zoek samen met mijn cliënten naar woorden, naar een verhaal, naar verbinding. Ik weet het niet beter dan zij, in tegendeel, zij zijn de experten van hun leven, hun gevoelens, gedachten en ervaringen. Ik wijs op zaken vanuit mijn systemisch perspectief. Ik herkader. Ik vertrouw op de liefde. Ik ben hoopvol. Maar ik ken de oplossing voor hun probleem niet op voorhand. Naar een mogelijke oplossing (of aanvaarding) gaan we samen op zoek. Iedereen is uniek. Elke therapie is volstrekt uniek. Ik heb geen medelijden met mijn cliënten. Neen, meestal is het tegendeel waar: ik bewonder hen, voor hun moed. Hulp zoeken is het moeilijkste en moedigste wat er bestaat. Zeker hier en nu, in Vlaanderen anno 2017, waar er rond hulp vragen bij relationele en seksuele problemen nog een enorm taboe hangt.

Een verlangen naar richting

Mijn man en ik zaten samen in de auto, vaak een prima moment voor een iets langerdurend en diepgaand gesprek. Het ging – o wonder – over onze kinderen. Ze ronden net hun eerste jaar middelbaar af, en we waren aan het fantaseren over hun toekomst, over welke keuzes ze zouden gaan maken, over waar hun passie naar uit zou gaan.

We waren het erover eens dat onze dochter een eerder analytische geest heeft. Dat ze aan de werkelijkheid genoeg heeft. Een echte wetenschapster eigenlijk. Ze stelt de hele tijd vragen als: Wat betekent dat precies? Waarom is dat zo? Hoe werkt dat? (Zoals haar vader). En ze combineert dat met een enorm empathisch vermogen. Humor, filosofie, dubbele bodems, ironie, fantasie, kunst… Dat zijn zaken die haar minder liggen, minder aanspreken.

Onze zoon zit helemaal anders in elkaar: die houdt wel van kunst, literatuur, poëzie, fantasie en ironie. Die houdt van nadenken, (net zoals zijn zus, overigens). Die wil ook weten hoe de wereld in elkaar zit, maar op een fundamenteel tegengestelde manier: niet door te analyseren, maar door te synthetiseren. Waar is hij nu echt door gebeten, vroegen we ons af. Door fysica én door filosofie, was uiteindelijk onze conclusie. “Ja, hij is eigenlijk heel meta,” besloot ik. Mijn man keek mij vreemd aan. Hij begreep niet helemaal wat ik daarmee bedoelde. Begreep ik het zelf eigenlijk wel? Wat is meta eigenlijk?

Meta- is in het Nederlands en in veel andere Europese talen een voorvoegsel dat betreffende het onderwerp zelf betekent, zegt Wikipedia.

Ook Urban Dictionary waagt zich aan een omschrijving 😉

A term, especially in art, used to characterize something that is characteristically self-referential.

“So I just saw this film about these people making a movie, and the movie they were making was about the film industry…”
“Dude, that’s so meta. Stop before my brain explodes.”

Hm. Oké. Weten we nu al iets meer? Meta is een belangrijk begrip voor mij, besef ik. De meta in metacommunicatie, bijvoorbeeld. Daar zijn we tijdens therapeutische gesprekken best vaak mee bezig. Weggaan van wat er inhoudelijk gezegd wordt, en ingaan op de emotie die eronder zit, op hoe iets gezegd wordt.

En vandaag las ik dit artikel in Vrij Nederland (toeval bestaat niet, uiteraard).

En ik dacht ja. Dàt bedoel ik dus. Zo herkenbaar voor mij, dat metamodernisme.

“Moderniteit is te beschouwen als een enthousiast toekomstdenken zonder enige ironie, en de postmoderne jaren worden gekenmerkt door ironie zonder spoor van enthousiasme. Metamodernisme is opnieuw een heen en weer tussen geestdrift en ironie. Timotheus Vermeulen: ‘In Symposion beschrijft Plato de aard van Eros. Hij is zowel sterfelijk als onsterfelijk en beweegt tussen die twee polen. Die wisselwerking noemt Plato metaxis, en zo kwamen we op metamodernisme: een beweging tussen postmodern wantrouwen en relativisme, en een modern verlangen de geschiedenis weer een schop onder de kont te geven”

“Het is zoeken naar een eiland om vaste grond onder je voeten te voelen en een positie te kunnen innemen van waaruit je misschien recht van spreken hebt. Dat verlangen tekent het metamodernisme, en de term en de beschrijving komen er net zo goed uit voort. Het sympathieke van het metamodernisme is dat het meteen erkent dat het een onmogelijke en misschien wel onwenselijke hoop is.”

‘De schrijver en literatuurwetenschapper Raymond Williams muntte het begrip “gevoelsstructuur”: als je een kunstvoorwerp hebt, het analyseert, het helemaal uit elkaar trekt, dan heb je een boel onderdelen, maar er blijft ook iets over wat niemand er in heeft gestopt. Dat is de gevoelsstructuur. Zijn collega Fredric Jameson gebruikte dit begrip om het postmodernisme te duiden. Zo schreef hij: we hebben eclecticisme in architectuur, fotorealisme in de schilderkunst, pastiche en de nostalgia mode in film. En al deze verschillende stromingen hebben één ding gemeen, en dat is de postmoderne gevoelsstructuur: the sense of an ending. Ook het metamodernisme heeft een eigen gevoelsstructuur. Of we het nu over de films van Wes Anderson of Miranda July hebben, over de boeken van Ben Lerner en Dave Eggers, over Occupy of het Maagdenhuis, ze ademen dezelfde sensibiliteit: de wereld is een verloren plek, maar we moeten toch proberen er betekenis aan te geven en de geschiedenis niet zomaar op zijn beloop laten, al weifelen we nog over de doelen die we ons moeten stellen.’

‘Wij zien het metamodernisme, net zomin als de grondleggers, als een manifest, maar we herkennen wel heel sterk het verlangen naar richting bij onze generatiegenoten dat het metamodernisme beschrijft.’

‘Het is niet alleen een reflectie op collectiviteit, het houdt ons een spiegel voor van hoe wij ons gedragen op sociale media, hoe je empathisch kan zijn via een beeldscherm, en hoe wij onze verlangens uiten. Dat het moeizaam gaat, met tien mensen tegelijk de doelen van het platform op papier te krijgen, ja, dat is duidelijk. Het is altijd moeilijk om iets bottom-up gedaan te krijgen. Laten we het oefenen.

“Als socioloog moet ik dan ook constateren dat metaforen niet voor een heel groot publiek toegankelijk zijn. Metamodernistische cultuur wíl of pretendeert inclusief, geëngageerd en democratisch te zijn, maar dat lukt maar ten dele. Het blijft, naast een generatieding, ook een klassenkwestie.”

“De postmoderne ironie is niet meer dan het besef dat je het bij het verkeerde eind kunt hebben, en dat je boodschap een poging is, een begin, en niet een eindpunt. Metamodernisme is dan tijdelijk samenvallen met een boodschap, het tijdelijk opschorten van de ironie, want er moet iets veranderen, en we doen misschien alleen halfslachtige pogingen in de goede richting, maar toch.”

“Het metamodernisme, het verlangen naar iets beters met in het achterhoofd steeds een stemmetje dat zegt: ‘laat je niet te gauw weer verleiden’, zoekt naar alternatieven, maar houdt het vooralsnog bij schetsen. De koers is nog niet uitgetekend, zomin als de definitie van het metamodernisme zelf. ‘We noemen het metamodernisme. Whatever.”

“Een verlangen naar richting.” (Als ik ooit een boek schrijf, heb ik hierbij mijn titel beet. Het moet er nu maar eens van komen, niet?)

Het is een metafoor die ik erg vaak gebruik. Ik zeg vaak iets als “het maakt niet uit hoe snel je vooruit gaat, als je maar weet welke richting je uit wil”. Traag is goed. Weten welke richting het uit moet is vreselijk moeilijk. Maar het is wat ons betekenis geeft. Dus we moeten er met alles wat we hebben naar op zoek. Dat is misschien wel in één zin samengevat wat we doen in therapie: op zoek gaan naar onze richting. Het is namelijk waar dat “It’s All about the Journey, Not the Destination”. Maar zonder Destination geen richting. Gevoel voor richting geeft ons houvast.