Liefdesoverpeinzingen (2)

Nadenken over de liefde. Schrijven over de liefde. Wie doet dat eigenlijk? En vooral: waarom?

Op de sociale media las ik vorige week hoe veel weerstand mensen als Dirk De Wachter, Alain de Botton of Simone van Saarloos bij sommige mensen oproepen (“dat prekerige”, of “dat telkens opnieuw het warm water uitvinden”). Liefde is iets wat voor veel mensen een mysterie moet blijven. Erover nadenken is voor hen misschien te beangstigend. Wat als ik iets te weten kom dat ik liever niet wil weten? Wat als ik mijn lief en mijzelf van alles blijk wijs te maken? Wat als ik in de spiegel moet kijken…

Of misschien ook, gewoon omdat niet over alles wetenschappelijk moet worden nagedacht. Laat liefde en seks er gewoon zijn, in de ervaring. Zoals mijn eigen lief vaak lachend zegt: “Het zijn zij die er het minst over spreken…”

En toch, en toch. Ik kan het niet laten. Ik blijf erover nadenken, ik blijf er hier ook over schrijven. Tot spijt van wie het benijdt. Ieder zijn défaut.

Vrijdag zat ik op de studiedag “Wat met de liefde?” georganiseerd door Lieven Migerode en Peter Rober, de ene relatietherapeut, de ander professor en gezinstherapeut. (En ja, ook Dirk De Wachter was één van de sprekers).

Het was mooi. Het was inspirerend. Het was ontroerend.

Lucia De Haene vertelde over haar werk als gezinstherapeute met vluchtelingen. En las nadien een hartstochtelijke brief voor, waarbij ik echt een traantje heb moeten wegpinken. Over hoe het in therapie over liefde gaat, altijd, ook als het niet over liefde gaat. Over de liefde van de therapeut ook, voor haar cliënten. Erg herkenbaar.

Ik heb weer veel om over na te denken. Ik voel me verrijkt. Ook wel bevestigd in mijn aanvoelen van niet-weten. En dat dat oké is. We moeten uitkomen bij het lastige gegeven dat er geen oplossing is, geen antwoord op de vraag hoe lief te hebben. Maar dat we de vraag toch moeten blijven stellen, blijven zoeken, blijven wroeten. En dat daar dan de liefde te vinden is, daar juist, in het open laten van de vraag. In de kwetsbaarheid.

“De liefde is iets raars”, zei Peter Rober. “We moeten erin geloven. Als we niet in de liefde geloven, kan ze niet bestaan.” Zo voel ik het ook aan, zie mijn vorige post hier over de homo ludens en over liefde als een illusie, waardoor ze kan bestaan.

“All I have is my love of love”, zei Lieven Migerode (een citaat van David Bowie). Als therapeut hebben we soms niet méér dan dat. Onze liefde voor de liefde. Ons geloof in de liefde. Onze hoop.